• war·boel
enkelvoud meervoud
naamwoord warboel
verkleinwoord warboeltje warboeltjes

de warboelm

  1. slordige gerangschikte spullen
    • Stichting Richard Nieuwenhuizen zou het geld beheren volgens Buitenboys-voorzitter Richard Langeveld, maar de administratie is volgens hem een grote warboel. Op Facebook laat de club weten dat er inderdaad financiële toezeggingen door de ex-voorzitter zijn gedaan, maar deze niet schriftelijk zijn vastgelegd.[3] 
    • De gemeente Amsterdam is de warboel aan geparkeerde scooters op het Leidseplein helemaal zat.[4] 
  2. een onoverzichtelijke drukte
    • Duco Douwstra vindt het niet zo gek dat een bejaard stel 3 uur moest koukleumen voor een taxi die niet kwam opdagen. Het personenvervoer is een warboel, vindt hij.[5] 
    • Laat je niet in de verleiding brengen om een taxi te nemen en vermijd zo de zenuwslopende verkeersdrukte die je in Parijs op elk moment van de dag kunt verwachten. De rekening van je luie ritje kan snel hoog oplopen als je vastzit in een warboel van toeterende auto’s.[6] 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]


  1. warboel op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Telegraaf 24 aug. 2017
  4. de Telegraaf 04 okt. 2015
  5. de Telegraaf 02 aug. 2017
  6. de Telegraaf 02 feb. 2016
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be