keet
- keet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | keet | keten |
verkleinwoord | keetje | keetjes |
- gebouwtje voor tijdelijk verblijf
- herrie, drukte
- troep, rommel, zootje
- plezier
1. gebouwtje voor tijdelijk verblijf
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
vervoeging van |
---|
keten |
keet
- Het woord keet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "keet" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "keet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ keet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be