• rom·me·lig
  • Afgeleid van rommel met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rommelig rommeliger rommeligst
verbogen rommelige rommeligere rommeligste
partitief rommeligs rommeligers -

rommelig

  1. niet opgeruimd, met een storende mate van wanorde
    • Je kamer is alleen maar rommeliger erop geworden. 
    • Tot nu toe werd de invloed van zwarte gaten alleen indirect gezien: door de straling die ze uitstoten wanneer ze te rommelig het materiaal in hun omgeving verorberen. [1] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. de Volkskrant George van Hal 10 april 2019 Astronomen maken eerste foto van een zwart gat
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be