rommelhok
- rom·mel·hok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rommelhok | rommelhokken |
verkleinwoord | rommelhokje | rommelhokjes |
het rommelhok o
- vertrek waar men oude, overtollige rotzooi bewaart
- ▸ Bewaar me, om daar bang voor te zijn.'De kleermaakster liet de dokter binnen, bracht hem naar een zijkamer niet groter dan een rommelhok, en even later zat hij als bij een barbier op een stoel, gewikkeld in een laken dat strak om zijn nek spande en achter zijn kraag was ingestopt.[2]
- ▸ Het doek werd toevallig teruggevonden in een rommelhok van de Nederlands-Israëlitische Hoofdsynagoge in Amsterdam, samen met een bimakleed en enkele Thoramantels. Hoe de spullen daar zijn terechtgekomen, is onduidelijk.[3]
- Het woord rommelhok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron Helma Coolman“Stapel oude doeken blijkt religieus textiel uit synagoge Lochem” (07-12-2018), NOS