• baai·erd
  • In de betekenis van ‘chaos’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1605 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord baaierd baaierds
verkleinwoord - -

de baaierdm

  1. ongevormde massa voor de schepping, waaruit de geordende aarde ontstaan is
  2. verwarring, warboel, woelige massa
    • Er brak brand uit en het huis veranderde in een baaierd van vlammen. 
    • Op de spiegel van de Blauwe Wierenzee zat, als een uit de baaierd van het water overgebleven restant, een vreemd wezen.[2] 
  3. doorgangsgevangenis
55 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[3]


baaierd

  1. chaos