• was·te
vervoeging van
wassen

waste

  1. enkelvoud verleden tijd van wassen
    • Ik waste. 
    • Jij waste. 
    • Hij, zij, het waste. 


vervoeging
onbepaalde wijs to  waste 
he/she/it  wastes 
verleden tijd  wasted 
voltooid
deelwoord
 wasted 
onvoltooid
deelwoord
 wasting 
gebiedende wijs  waste 

waste

  1. verspillen
    «They wasted millions by throwing money at the problem.»
    Ze verspilden miljoenen door het probleem met geld te bekogelen.
  2. slang: doden, van kant maken
    «The gang decided to waste him.»
    De bende besloot hem uit de weg te ruimen.
  3. geleidelijk wegkwijnen
    «He gradually wasted away.»
    Geleidelijk kwijnde hij weg.
enkelvoud meervoud
waste wastes

waste

  1. woestenij, woestijn
    «That region is a desolate waste
    Dat gebied is een troosteloze woestenij.
  2. verspilling
    «The waste of the outgoing administration is appalling.»
    De verspilling van de scheidende regering is ontzettend.