rib
Niet te verwarren met: RIB |
- rib
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rib | ribben |
verkleinwoord | ribje ribbetje |
ribjes ribbetjes |
- (anatomie) elk van de platte, boogvormige beenderen die de borstkas omsluiten
- Zijn ribben waren gebroken en hij was in levensgevaar.
|
- zijn ribben waren te tellen
hij was zo mager dat er geen vet meer op zijn borstkas aanwezig was
- • Ik had in een totaal andere wereld geleefd, maar was ik dan ook echt veranderd? Fysiek wel, aangezien ik bijna 9 kilo lichaamsgewicht kwijt was geraakt en mijn ribben te tellen waren. [4]
1. elk van de platte, boogvormige beenderen die de borstkas omsluiten
vervoeging van |
---|
ribben |
rib
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ribben
- Ik rib.
- gebiedende wijs van ribben
- Rib!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ribben
- Rib je?
- Het woord rib staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rib" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rib" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rib op website: Etymologiebank.nl
- ↑ rib op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be