• ri·bo·se
  • met het achtervoegsel -ose
enkelvoud meervoud
naamwoord ribose ribosen
riboses
verkleinwoord - -

ribose v o

  1. (scheikunde) monosacharide (pentose) met formule C5H10O5 die van nature voorkomt in sommige nucleïnezuren en als zodanig een bestanddeel is van spieren
23 % van de Nederlanders;
35 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be