• rib·lap
enkelvoud meervoud
naamwoord riblap riblappen
verkleinwoord riblapje riblapjes

de riblapm

  1. (voeding) rundvlees afkomstig van de ribben
    • Hij gebruikt voor deze stoof dikke rib. Dikke rib klinkt leuk maar het zijn gewoon de betere riblappen. [2] 
    • Oefenen voor kerst, dit is een heel leuke. Ga naar de slager, je weet wel, die winkel bij je in de buurt waar iemand met verstand van vlees werkt. Vraag om een riblap, opgebonden als rollade. Dan wil hij er altijd al kruiden indoen, maar dat wil jij niet, hooguit een beetje zout en peper. Daar kan je met een slager over praten. Leuk, hè. [3] 
    • Vanmorgen had ik wat blauwe bessen uit de diepvries in mijn yoghurt. En keek uit over het witbeslagen gras en de ijsrandjes aan de Kromme Rijn. Gek hè, dat de gedachte aan iets warms zich opdrong. Ga bij de slager maar een paar riblappen halen. [4] 
89 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf FELIX WILBRINK 25 okt. 2017 Belgische stoof
  3. De Telegraaf 15 dec. 2017 Oefenen op rollade
  4. De Telegraaf FELIX WILBRINK 21 feb. 2018 Vleesstoof met paprika
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be