pompen
- pom·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pompen |
pompte |
gepompt |
zwak -t | volledig |
pompen
- overgankelijk, (techniek), (natuurkunde) vloeistof of gas met behulp van een pomp verplaatsen
- Het stoomgemaal pompte.
- overgankelijk (spel) variant op knikkeren waarbij het de bedoeling is om knikkers met behulp van andere knikkers uit een kuiltje te krijgen
- ▸ De pomper pompt het gezamenlijk aantal in één worp in een kuiltje (wij noemden het de koet)..[3]
- inergatief hard werken, zwoegen
- overgankelijk (seksualiteit) vrijen met, seks hebben
- afpompen, bijpompen, doorpompen, inpompen, leegpompen, oppompen, overpompen, rondpompen, uitpompen, verpompen, volpompen
- Het is pompen of verzuipen.
Nu komt het erop aan, al moet het mogelijke om het gevaar nog af te wenden moet nu worden gedaan
1. vloeistof of gas met behulp van een pomp verplaatsen
de pompen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pomp
- Het woord pompen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pompen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pompen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Allemanswerk”, Westfries Genootschap
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be