Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pomp·arm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pomparm pomparmen
verkleinwoord pomparmpje pomparmpjes

Zelfstandig naamwoord

de pomparmm

  1. (techniek) de pomparm laat de pompzuiger op en neer gaan
    • Een pomp met een groot debiet heeft een grote pomparm. 

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be