parallelcirkel
- pa·ral·lel·cir·kel
- samenstelling van parallel en cirkel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parallelcirkel | parallelcirkels |
verkleinwoord | parallelcirkeltje | parallelcirkeltjes |
de parallelcirkel m
- (astronomie)(aardrijkskunde) een cirkel op het aardoppervlak, waarop alle punten met gelijke geografische breedte (noord of zuid) liggen
- De Steenbokskeerkring is een bekende parallelcirkel op het zuidelijk halfrond.
1. een cirkel parallel aan de evenaar
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord parallelcirkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.