noorderbreedte
- noor·der·breed·te
- samenstelling van noord en breedte met het invoegsel -er-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | noorderbreedte | - |
verkleinwoord | - | - |
de noorderbreedte v
- (aardrijkskunde) de hoek die de verbindingslijn tussen een plek op het noordelijk halfrond en het middelpunt van de planeet met het vlak van de evenaar maakt
- De noorderbreedte van Amsterdam bedraagt 52o22'.
1. de hoek die de verbindingslijn tussen een plek op het noordelijk halfrond en het middelpunt van de planeet met het vlak van de evenaar maakt
- Het woord noorderbreedte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "noorderbreedte" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be