• ont·bijt
enkelvoud meervoud
naamwoord ontbijt ontbijten
verkleinwoord ontbijtje ontbijtjes

het ontbijto

  1. (voeding) eerste maaltijd van de dag
    • Het is een slechte gewoonte om 's ochtends geen ontbijt te nuttigen. 
     Ze hadden een ontbijt voor me klaargezet dat ik snel en zo stil mogelijk opat.[2]
     Ze maakte ontbijt voor hem klaar en wilde de volgende nacht plannen, of de avond of allebei. Omdat ze geen grote uitgaven had gehad, had ze kunnen sparen van haar kleine loon van de winkel, ze wilde hem vanavond heel graag uitnodigen voor een etentje.[3]
vervoeging van
ontbijten

ontbijt

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbijten
  2. gebiedende wijs van ontbijten
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. ontbijt op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be