• ont·bij·ten
  • In de betekenis van ‘ochtendmaal eten’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afgeleid van bijten met het voorvoegsel ont-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontbijten
ontbeet
ontbeten
klasse 1 volledig

deontbijtenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ontbijt
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]