bijt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bijt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijt | bijten |
verkleinwoord | bijtje | bijtjes |
Zelfstandig naamwoord
- gat dat geslagen werd door een mens in het ijs van een bevroren wateroppervlak
Verwante begrippen
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
- dat is een vreemde eend in de bijt
dat is iemand die niet past in de groep
Vertalingen
1. gat dat geslagen werd door een mens in het ijs van een bevroren wateroppervlak
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijten |
bijt
Gangbaarheid
- Het woord bijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijt" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "bijt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bijt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be