nootmuskaat
- Geluid: nootmuskaat (hulp, bestand)
- noot·mus·kaat
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘specerij’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
- samenstelling van noot en muskaat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nootmuskaat | - |
verkleinwoord | - | - |
- (plantkunde) zaad van de nootmuskaatboom Myristica fragrans
- (specerij) gepeld (en gemalen) zaad van de nootmuskaatboom Myristica fragrans
1. en 2. (gepeld) zaad van de nootmuskaatboom Myristica fragrans
2. gepeld zaad van de nootmuskaatboom Myristica fragrans
- Het woord nootmuskaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nootmuskaat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "nootmuskaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nootmuskaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be