kras
- kras
- [A] klanknabootsing [1] [2] [3]
- [B] vermoedelijk via Duits krass "sterk, grof, plomp, erg" van Frans crasse bn "grof, erg" of van Wolayta cras of Picardisch cras die alle via Oudfrans cras "vet, goed doorvoed" teruggaan op Latijn crassus "goed doorvoed, vitaal, sterk", in de betekenis van ‘sterk, flink’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1781 [4] [5] [6] [7]
[A] kras
- weergave van een schrapend geluid als van een scherpe punt of rand over een hard oppervlak
- ▸ Kras. Kras. Kras. Gaan de ijzers op het ijs.[9]
- weergave van het geluid dat kraaien en raven maken
- ▸ In zijn eigen taaltje begon Reintje een gesprek met de raaf. (…) ‘Kras, kras,’ klonk 't nu harder dan ooit, ‘kras, kras!’ Bedroefd zat 't arme dier voor zich uit te kijken.[10]
- krats (uitspraakvariant)
- schrapend geluid, als van een scherpe punt of rand over een hard oppervlak of als dat van een kraai of raaf
- ▸ De kraai hoog in de berkenboom liet een luide kras horen.[11]
- snelle, krachtige beweging van een scherpe punt of rand over een hard oppervlak
- ▸ Op de tafel liggen een pen en een gedoofd kaarsje, en de brief waarop Sneeuwwitje blijkbaar haar moeder heeft getekend, schematisch, een harig kopje en een lijfje met twee tietjes, en er een kras heeft doorgezet.[12]
- langgerekte oppervlaktebeschadiging veroorzaakt door het bewegen van een scherpe punt of rand over een hard oppervlak
- Leg iets onder je schrijfwerk, anders krijg je krassen op tafel!
- [1], [2] gekras
- [3] gletsjerkras
vervoeging van |
---|
krassen |
[A] kras
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krassen
- Ik kras.
- gebiedende wijs van krassen
- Kras!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krassen
- Kras je?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kras | krasser | krast |
verbogen | krasse | krassere | kraste |
partitief | kras | krassers | - |
[B] kras
- nog sterk voor zijn jaren
- Hij is een krasse ouwe baas.
- opzienbarend, meest in een onaangename zin van dat woord
- Dit is een krasse tegenstelling.
- (Suriname) fel of agressief
- (Suriname) (seksualiteit) geil en potent
- [1] levenskrachtig
- [1] krasheid
- Het woord kras staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kras" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[13] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kras (schrap, krab) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kras (sterk, flink) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ kras (op gesmolten zetlood drijvend vuil) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kras" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Renata de Bies e.a.“Woordenboek van de Surinaamse Bijdrage aan het Nederlands” (2008), ISBN 9991420363, p. 81 kol. 2
- ↑
Weblink bron
Lis Lucassen“Mr. Stone” (2020), Tinteling Romance, Enschede, ISBN 9789492507341, p. 10 - ↑
Weblink bron “Prins Edelhart.” (1921), Kluitman, Alkmaar, p. 23
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie
Inge Denaeghel“Bevroren levens”, Manteau, Antwerpen, 1e druk, ISBN 9789022340448, p. 17 - ↑
Weblink bron
Paul Steenhuis“Hoe blaaswier dwerg wordt; De beeldende kunst in de boeken van Wim Hofman” (20 maart 1998) op nrc.nl - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be