kras
- kras
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kras | krassen |
verkleinwoord | krasje | krasjes |
- langgerekte oppervlaktebeschadiging veroorzaakt door het bewegen van een scherpe punt over een voorwerp
- Leg iets onder je schrijfwerk, anders krijg je krassen op tafel!
1. langrekte oppervlaktebeschadiging voorwerp veroorzaakt door het bewegen van een scherpe ...
vervoeging van |
---|
krassen |
kras
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krassen
- Ik kras.
- gebiedende wijs van krassen
- Kras!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krassen
- Kras je?
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘sterk, flink’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1781 [4]
- > Indonesisch: keras - «sterk» [5]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kras | krasser | krast |
verbogen | krasse | krassere | kraste |
partitief | kras | krassers | - |
kras
- nog sterk voor zijn jaren
- Hij is een krasse ouwe baas.
- opzienbarend, meest in een onaangename zin van dat woord
- Dit is een krasse tegenstelling.
- [1] levenskrachtig
- Het woord kras staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kras" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ kras op website: Etymologiebank.nl
- ↑ kras op website: Etymologiebank.nl
- ↑ kras op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kras" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kras op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be