krassen
- kras·sen
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘een scherp geluid geven, inkervingen maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1420 [1]
de krassen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kras
krassen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
krassen |
kraste |
gekrast |
zwak -t | volledig |
- strepen of inkervingen maken
- De kleuter kraste maar wat met haar potlood in het schrift en de ouders dachten dat het mooie figuren waren.
- ▸ De jongen naast me deed zijn koplamp aan waardoor de in de muur gekraste namen zichtbaar werden: hier waren al eerder mensen gestrand.[2]
- een raspend geluid maken
- Het kraai krast, je kunt dat geluid echt niet zingen noemen.
- Het woord krassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krassen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "krassen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be