Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·krach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen levenskrachtig levenskrachtiger levenskrachtigst
verbogen levenskrachtige levenskrachtigere levenskrachtigste
partitief levenskrachtigs levenskrachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

levenskrachtig [1]

  1. veel lichamelijke en geestelijke kracht hebben die nodig is om verder te kunnen leven
    • Ze kneep zo hard in zijn handen dat het bijna pijn deed, en hij voelde hoe vitaal en levenskrachtig ze was. De dood van haar vader maakte uitbundigheid ongepast, maar hij voelde zich dolgelukkig en vond hun geloften van trouw heel wat mooier dan de woorden die je in een kerk hoorde. [2] 
    • Om deze situatie ook in Amerika te veranderen, werden nu verscheidene kunstenaars gepresenteerd die in de nieuwe wereld nog nooit hadden geëxposeerd. 'Een van de belangrijksten daarvan is Mondrian', schreef ze: .. die na twintig jaar van rustige en gestage ontwikkeling een verheldering van gedachte in lijn en vorm heeft bereikt, waardoor een aanzienlijke groep van levenskrachtige jonge mannen en vrouwen wordt aangetrokken.[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC
    Gordon,Noah
    De Heelmeester Vertaald door Thomas Mass 2006 ISBN 978-90-245-5496-6 pagina 349
  3. Hanssen, Léon
    De schepping van een aards paradijs 2015 ISBN 978-90-214-5810-6 pagina 340-1