scratch
- scratch
vervoeging van |
---|
scratchen |
scratch
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scratchen
- Ik scratch.
- gebiedende wijs van scratchen
- Scratch!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scratchen
- Scratch je?
- Het woord scratch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: / skʀæʧ /
- scratch
- Een ontlening van het Engelse scratch in de zin van "achterste startlijn bij handicapkoersen".
scratch
- (golf) zonder richtlijn
- «Der Spieler mit dem tiefsten Handicap spielt scratch.»
- De speler met de laagste handicap speelt zonder richtlijn.
- «Der Spieler mit dem tiefsten Handicap spielt scratch.»
scratch
- gebiedende wijs enkelvoud van scratchen
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to scratch |
he/she/it | scratches |
verleden tijd | sratched |
voltooid deelwoord |
scratched |
onvoltooid deelwoord |
scratching |
gebiedende wijs | scratch |
scratch
- onovergankelijk krassen, krabben
- onovergankelijk scharrelen
- onovergankelijk zich terugtrekken
- overgankelijk bekrassen
- overgankelijk (zich) schrammen
- overgankelijk doorhalen, schrappen
- overgankelijk afschrapen, schrapen
enkelvoud | meervoud |
---|---|
scratch | scratchs |
scratch
- kras
- schram
- krabbeltje
- (spel) deelnemer of kandidaat die helemaal niet is gestart
- (spel) startstreep
- (spel) (bij het biljarten) geluksstoot, toevallige of foute bal
- (informeel) kladblok
- (informeel), (financieel) geld, lening