kriskras
- kris·kras
- In de betekenis van ‘bijwoord van richting: in alle richtingen’ voor het eerst aangetroffen in 1902 [1]
- samenstelling van kris en kras [2]
kriskras
- willekeurig in alle richtingen
- Met de tienertoerkaart konden we kriskras door Nederland reizen.
- slordig
- Alles lag kriskras door elkaar.
vervoeging van |
---|
kriskrassen |
kriskras
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kriskrassen
- Ik kriskras.
- gebiedende wijs van kriskrassen
- Kriskras!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kriskrassen
- Kriskras je?
- Het woord kriskras staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kriskras" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "kriskras" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kriskras op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be