• kou
enkelvoud meervoud
naamwoord kou
verkleinwoord koutje koutjes

de kouv

  1. situatie met lage temperatuur
     Snel pakte ik mijn rugzak in en vertrok met een dikke laag kleren aan. Binnen een uur was ik de kou weer vergeten omdat het zweet langs mijn hoofd begon te druipen.[2]
  2. een virusinfectie aan keel of neus
 
Kou op Hawaï
enkelvoud meervoud
naamwoord kou
verkleinwoord koutje koutjes

de koum

  1. (bloemplanten) Cordia subcordata   een plant uit de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae  )
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1. kou op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


kou

  1. (evenhoevigen) koe; een vrouwelijk rund


kou

  1. (evenhoevigen) koe; een vrouwelijk rund


kou

  1. (evenhoevigen) koe; een vrouwelijk rund


kou

  1. (evenhoevigen) koe; een vrouwelijk rund