• ko

ko

  1. repeterende stelling bij het go-spel
ko
koe
  • ko
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord kýr (datief en accusatief van )
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ko     koen     køer     køerne  
genitief   kos     koens     køers     køernes  

ko, g

  1. (veeteelt) koe, (een vrouwelijke huisdier, Bos taurus op Wikispecies, dat een kalf heeft gehad)
  2. (dierkunde) volwassen vrouwelijk dier van andere grote diersorten
  3. (scheldwoord) onhandige, grote of domme persoon, waarbij meestal op een vrouw gedoeld wordt
  • [1]: Der er ingen ko på isen!
(figuurlijk) Geen gevaar!
  • [1]: hellig ko
heilige koe (na de Hindoe religie:
(figuurlijk) iets dat niet kan worden aangeraakt of bekritiseerd)