Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kou·kleu·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
koukleumen
koukleumde
gekoukleumd
zwak -d volledig

Werkwoord

koukleumen

  1. inergatief lijden onder een lage temperatuur
    • In zijn zwembroek hield hij het soms een uur vol, maar dan moest hij zich wel tussendoor warmen aan de grote vuren die surfers noodgedwongen stookten op het strand. Om het koukleumen tegen te gaan, sloeg O’Neill aan het uitvinden. Alles probeerde hij om zijn lichaam op temperatuur te houden: hij smeerde zich in met vaseline (maar dat werd veel te glibberig), droeg wollen truien (die loodzwaar werden van het zeewater en gingen stinken) of hij dronk wat borrels tussendoor (wat de balans weer niet bevorderde). [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de koukleumenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord koukleum

Gangbaarheid

Verwijzingen