• kou·kleum·de
vervoeging van
koukleumen

koukleumde

  1. enkelvoud verleden tijd van koukleumen
    • Ik koukleumde. 
    • Jij koukleumde. 
    • Hij, zij, het koukleumde. 
    • Quintana wilde het kort houden. Hij koukleumde en hij was dringend aan een massage toe. [1]