indolent
- in·do·lent
- uit het Frans (zonder pijn) [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | indolent | indolenter | indolentst |
verbogen | indolente | indolentere | indolentste |
partitief | indolents | indolenters | - |
indolent [2]
- traag en onverschillig
- Voor Sluijters' favoriete zwarte model Tonia, noch voor de 'schijnbaar indolente' Stieltjes vormde Mondriaans reputatie van een dolende in de abstractie een belemmering om vanaf hun eerste ontmoeting een `intense bewondering' voor de man en zijn werk op te vatten. Naar verluidt waren zij op deze 'blanke ziel' geattendeerd door de kunstcriticus en onderdirecteur van het Rijksmuseum Willem Steenhoff. [3]
- En na een onverschillige en indolente blik op alle gevangenen beval hij de officier van de wacht hen fatsoenlijk te kleden en te verzorgen voordat ze aan de maarschalk werden voorgeleid. [4]
- inert, laks, lusteloos, energieloos, hangerig, lamlendig, melig, passief, slap, dromerig, lethargisch, vadsig, lijzig, bezadigd
1. traag en onverschillig
- Het woord indolent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "indolent" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ indolent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Hanssen, LéonDe schepping van een aards paradijs 2015 ISBN 978-90-214-5810-6 pagina 91
- ↑ Tolstoj, L.N.Oorlog en Vrede Deel 4 Vertaald uit het Russisch door Yolanda Bloemen en Marja Wiebes 2006 ISBN 9028240462 pagina 1226
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be