lijzig
- lij·zig
- In de betekenis van ‘irritant langzaam’ voor het eerst aangetroffen in 1682 [1]
- afgeleid van lijs (suf persoon) met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | lijzig | lijziger | lijzigst |
verbogen | lijzige | lijzigere | lijzigste |
partitief | lijzigs | lijzigers | - |
lijzig
- saai, sloom, langzaam
- Even is het stil, alsof hij een witregel laat vallen, kijkt me als zijn buurman aan tafel indringend aan, en daar gaat hij, in lijzig uitgesproken, gebeeldhouwde zinnen. [3]
- (informeel) slungelig
- Hij heeft echt een lijzige uitstraling.
1.
- Het woord lijzig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lijzig" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "lijzig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lijzig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Volkskrant John Schoorl25 februari 2019 81-jarige kunstenaar David Hockney woont in Los Angeles met zijn entourage en komt de dag door met heel veel sigaretten, maar zonder alcohol
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be