• sloom
  • In de betekenis van ‘suf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1884 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen sloomslomersloomst
verbogen slomeslomeresloomste
partitief sloomsslomers-

sloom

  1. ongebruikelijk traag, gewoonlijk in de zin van traag van begrip
    • Oh, dat is de sloomste jongen van de klas. 
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]