inert
- in·ert
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inert | inerter | inertst |
verbogen | inerte | inertere | inertste |
partitief | inerts | inerters | - |
inert [3]
- traag, willoos
- (scheikunde) (van stoffen) niet of nauwelijks een reactie aangaand met andere stoffen
- (natuurkunde) (van voorwerpen) de eigenschap bezittend om te volharden in een gegeven toestand van rust of eenparige beweging
- te conservatief, te star
- Het woord inert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inert" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "inert" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ inert op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be