- In de betekenis van ‘gedroogd gras’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1050 [1]
het hooi o
- (landbouw) gedroogd gras
- Elke handel in vee, voeder, mest, stro en hooi tussen de besmette streek en het gezonde deel was streng verboden.[2]
Op willekeurige momenten, zonder enige regelmaat en/of niet volgens een bepaald systeem
- • Dat gebeurt te hooi en te gras.
hooi
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hooien
- gebiedende wijs van hooien
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hooien
99 % |
van de Nederlanders;
|
98 % |
van de Vlamingen.[3]
|
- ↑ "hooi" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ R. de Herdt, Bijdrage tot de geschiedenis van de veeteelt in Vlaanderen, inzonderheid tot de geschiedenis van de rundveepest, 1769-1785, 1970, p.74
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be