door hooibroei vernielde schuur
  • hooi·broei
enkelvoud meervoud
naamwoord hooibroei
verkleinwoord

de hooibroeim

  1. (veeteelt) door gisting heel warm worden van (te vochtig) opgeslagen gras
    • Er brandt iets aan de wortel van mijn haspeltuig, maar het blijft hooibroei: er komt zelfs geen rook.[2] 
  2. (informeel) problemen die wel bestaan maar niet openbaar worden
    • De derde noviteit was dat Tjeenk ‘een grote mate van zekerheid’ wilde hebben van de drie betrokken partijen dat het nu zou gaan lukken, na de crisis en verdere hooibroei in het CDA rondom Ab Klink. [3]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Heijden, A.F.Th. van der
    De ochtendgave 2015 ISBN 978-90-234-5776-3 pagina 285
  3. Volkskrant Martin Sommer 21 september 2010