• broei
enkelvoud meervoud
naamwoord broei -
verkleinwoord - -

de broeim

  1. heet water
  2. verhitting door gisting
vervoeging van
broeien

broei

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van broeien
    • Ik broei. 
  2. gebiedende wijs van broeien
    • Broei! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van broeien
    • Broei je? 
94 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]