broeien
- broei·en
- In de betekenis van ‘heet worden’ voor het eerst aangetroffen in 1080 [1]
- afgeleid van broei met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
broeien |
broeide |
gebroeid |
zwak -d | volledig |
- absoluut heet worden door gisting
- absoluut in het geheim gaande zijn
- overgankelijk in een broeikas vroeger doen bloeien of rijpen
- overgankelijk in de broeikuip doen gisten
- Het woord broeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "broeien" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "broeien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ broeien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be