broeierij
- broei·e·rij
- Naamwoord van handeling van broeien met het achtervoegsel -erij[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | broeierij | broeierijen |
verkleinwoord |
de broeierij v
- (veeteelt) pluimveebedrijven waar eieren uitkomen
- ▸ Het betreffende bedrijf, broeierij Van De Vijvere, ontkent de aantijgingen en betichtte de undercovermedewerker tegen VTM Nieuws van kwaadwillendheid.[2]
- ▸ De maatregelen die de overheid heeft genomen om verspreiding te voorkomen, hebben grote gevolgen voor de pluimveesector. De komende drie dagen geldt er onder meer een ophokplicht en een vervoersverbod. Dat kan een probleem opleveren voor broeierijen die meer dan een miljoen eieren laten uitkomen morgen of slachterijen die morgen kuikens zouden slachten.[3]
- Het woord broeierij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "broeierij" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Weer dierenleed gemeld in Belgisch Tielt” (15-06-2017), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Vogelgriep: alleen ziek bij direct contact” (16-11-2014), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be