Nederlands

 
hooischuur
Uitspraak
Woordafbreking
  • hooi·schuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hooischuur hooischuren
verkleinwoord hooischuurtje hooischuurtjes

Zelfstandig naamwoord

de hooischuurv / m

  1. grote opslagruimte voor gedroogd gras
     Toen zij zich gewassen en verkleed hadden, gingen zij naar de keurig geveegde hooischuur, waar de koetsiers een bed voor de heren hadden gespreid.[2]
     In Praag is de dierentuin gesloten vanwege stormschade. De dieren zijn niet in gevaar geweest, schrijft de dierentuin op Facebook. Maar er zijn wel veel bomen omgewaaid en een hooischuur is beschadigd.[3]
  2. koe met een opgezwollen buik
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen