Een hooivork met drie tanden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hooi·vork
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hooivork hooivorken
verkleinwoord hooivorkje hooivorkjes

Zelfstandig naamwoord

de hooivorkv / m

  1. (gereedschap), (landbouw) vorkvormig landbouwwerktuig waarmee bijvoorbeeld hooi wordt opgestoken
    • Met een hooivork werden de bonen bij plukken uit de ruiter gehaald en op het uitgespreide zeil in een hoop neergelegd.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Dorsen, zeeuwseankers.nl
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be