honderdnegenentwintig

Nederlands

       
0 1 2 9
honderdnegenentwintig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·ne·gen·en·twin·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

honderdnegenentwintig

  1. "129", het getal tussen honderdachtentwintig en honderddertig, honderd plus negenentwintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdnegenentwintig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdnegenentwintig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdnegenentwintig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdnegenentwintig honderdnegenentwintigs
verkleinwoord honderdnegenentwintigje honderdnegenentwintigjes

Zelfstandig naamwoord

de honderdnegenentwintigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 129 is aangeduid
    • Als jij honderdnegenentwintig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

honderdnegenentwintig mv

  1. groep van 129 eenheden
    • Die honderdnegenentwintig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid