hoen
- hoen
- erfwoord via Middelnederlands hoen van Oudnederlands huon, in de betekenis van ‘hoendervogel’ voor het eerst aangetroffen in 1279 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoen | hoenderen hoenders hoenen |
verkleinwoord | hoendertje hoentje |
hoendertjes hoentjes |
het hoen o
- (hoendervogels) benaming voor vogels uit de orde Galliformes
, van meest op de grond levende vogels
- (landbouw) bepaald soort vogel, Gallus gallus
, door mensen gehouden om de eieren en het vlees
- hoender
- [1] hoendervogel
- [2] kip
|
- Het woord hoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoen" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ hoen op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be