• sneeuw·hoen
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwhoen sneeuwhoenderen
sneeuwhoenders
sneeuwhoenen
verkleinwoord sneeuwhoendertje
sneeuwhoentje
sneeuwhoendertjes
sneeuwhoentjes

het sneeuwhoeno

  1. (hoendervogels) patrijsachtige vogel uit koude streken, die in de zomer een bruinig en in de winter wit verenkleed heeft, Lagopus mutus