sneeuwhoen
- Geluid: sneeuwhoen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsnewhun / (2 lettergrepen)
- sneeuw·hoen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sneeuwhoen | sneeuwhoenderen sneeuwhoenders sneeuwhoenen |
verkleinwoord | sneeuwhoendertje sneeuwhoentje |
sneeuwhoendertjes sneeuwhoentjes |
het sneeuwhoen o
- (hoendervogels) patrijsachtige vogel uit koude streken, die in de zomer een bruinig en in de winter wit verenkleed heeft, Lagopus mutus
1. patrijsachtige vogel uit koude streken, die in de zomer een bruinig...
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord sneeuwhoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.