bleshoen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bles·hoen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bleshoen | bleshoenderen bleshoenders bleshoenen |
verkleinwoord | bleshoendertje bleshoentje |
bleshoendertjes bleshoentjes |
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bles zn "witte plek op het hoofd" en hoen zn "kip" vanwege de witte kop en de oppervlakkige gelijkenis met een kip [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bleshoen | bleshoenders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het bleshoen o
- (kraanvogelachtigen) (verouderd) benaming voor watervogels uit een veronderstelde familie Fulicidae
- Bleshoenders zijn gewoonlijk wat groter dan rallen en hebben een verdikking op hun bovensnavel die "bles" genoemd wordt.
- bepaald soort watervogel, Fulica atra
- ▸ Bij Baak, Wichmond—Bronkhorst is een zomerdijk. (…) Het bleshoen, d. i. de meerkoet, het waterhoen en de fuut (bij Doesburg) hebben er hun domein, evenals de wilde eend en de zomertaling.[4]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'bleshoen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ bleshoen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Le Roy, Chr.“Gids naar den Gelderschen Achterhoek” (ca. 1937), Misset, Doetinchem, p. 88