Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • half·ge·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord halfgeleider halfgeleiders
verkleinwoord halfgeleidertje halfgeleidertjes

Zelfstandig naamwoord

de halfgeleiderm

  1. (natuurkunde) een stof die de elektriciteit slecht of alleen in bepaalde omstandigheden geleidt
    • Voor het proefwerk van woensdag moeten jullie ook enkele toepassingen van halfgeleiders kennen. 
  2. (elektrotechniek) (elektronica) een elektronisch onderdeel dat is opgebouwd uit halfgeleidende materialen
    • Om dit toestel weer aan de praat te krijgen, moet u de halfgeleider vervangen. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be