Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·ge·luimd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen goedgeluimd goedgeluimder goedgeluimdst
verbogen goedgeluimde goedgeluimdere goedgeluimdste
partitief goedgeluimds goedgeluimders -

Bijvoeglijk naamwoord

goedgeluimd

  1. in een toestand van vrolijkheid verkerend
    • Wat is Jan vandaag goedgeluimd! Is hij soms verliefd? 
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be