Vrolijkheid
  • vro·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord vrolijkheid vrolijkheden
verkleinwoord - -

de vrolijkheidv

  1. een aangename stemming waarin men veel lacht, zich goed voelt en het leven optimistisch bekijkt
    • Met elke somberheid is het dan gedaan, enkel vrolijkheid die zich ontvouwt.[2] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]