geamuseerdheid
- ge·amu·seerd·heid
- afleiding van geamuseerd met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geamuseerdheid | |
verkleinwoord |
de geamuseerdheid v
- het geamuseerd zijn
- ▸ Buijs herkent die geamuseerdheid bij de plaatselijke bevolking. "Dat is nog steeds zo. Elke generatie onderzoekers overkomt hetzelfde, mij ook. Het zijn vaardigheden die de kindertjes daar al leren, maar die je mist als je er als student van 20 komt.[1]
- Het woord geamuseerdheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Lambert Teuwissen“Hoe bioloog Niko Tinbergen een beetje Eskimo werd” (17-03-2017), NOS