slechtgezind

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  slechtgezind    (hulp, bestand)
• IPA: /slɛxtxə'zɪnt/

Woordafbreking

• slecht·ge·zind

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  slecht bn  en  gezind bn 

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	slechtgezind	slechtgezinder	slechtgezindst
verbogen	slechtgezinde	slechtgezindere	slechtgezindste
partitief	slechtgezinds	slechtgezinders	-

Bijvoeglijk naamwoord

slechtgezind

1. een slecht humeur hebben

   • Hangry is een samentrekking van hungry en anger en betekent dus slechtgezind zijn omdat je honger hebt. Een heel herkenbaar fenomeen dat nu dus ook officieel een woord is. 

2. onwelwillend tegenover iets of iemand staan

   • Eindelijk neemt Kate de telefoon eens op. ‘Er is toch niets gebeurd?’ Haar afwijzende lauwheid schrijnt. Ze is Sonja niet goed- en niet slechtgezind, ze stelt haar ook geen vragen. Tot Sonja iets over een waarzegster vertelt, die haar een voorspelling deed. De vraag die de zuster dan toch stelt: ‘Zei ze ook iets over mij?’ 
   • Een Egyptisch scenario was in Tunesië nooit mogelijk. Daarvoor is het leger er niet sterk genoeg. Maar Ghannouchi wist dat grote delen van de bevolking, en het staatsapparaat, zijn partij slechtgezind waren. En zijn regering - een coalitie met twee kleinere seculiere partijen - lag onder vuur omwille van haar povere prestaties. 

Synoniemen

• [1] chagrijnig
• [2] onwelgezind, vijandig, sluw, malicieus,, gemeen, boosaardig, agressief, kwaadaardig

Antoniemen

• [1] vriendelijk, opgewekt

Gangbaarheid

• Het woord slechtgezind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slechtgezind" herkend door:

96 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.