kwaadaardig
- Geluid: kwaadaardig (hulp, bestand)
- kwaad·aar·dig
- In de betekenis van ‘boosaardig’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- Samenstellende afleiding van kwaad en aard met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kwaadaardig | kwaadaardiger | kwaadaardigst |
verbogen | kwaadaardige | kwaadaardigere | kwaadaardigste |
partitief | kwaadaardigs | kwaadaardigers | - |
kwaadaardig
- schade aanrichtend, schadelijk
- Er was een kwaadaardige tumor gevonden bij mijn broer.
- met een slecht karakter
- Een kwaadaardige inborst.
- ▸ De soupers aan het hof beginnen me behoorlijk de keel uit te hangen. Niet alleen omdat ze eindeloos duren, of omdat we ons moeten onderwerpen aan de laatste modes zoals bepoederde gezichten, martelend strakke, met edelstenen bezette kapsels als ramshoorns, zijden gewaden waarvan de mouwen zo krap zitten dat het bijna onmogelijk is om een lepel naar onze zorgvuldig gekleurde lippen te brengen... Nee, het ergst zijn de roddels, het kwaadaardige gegons van wespen die hun giftige angels maar al te graag in welke tere huid dan ook steken.[3]
- [2] boosaardig
1. schade aanrichtend
2. met een slecht karakter
- Het woord kwaadaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kwaadaardig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kwaadaardig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kwaadaardig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be