nasty
- nas·ty
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nasty | nastyer | nastyst |
verbogen | - | - | nastyste |
partitief | nasty's | nastyers | - |
nasty
- kwaadaardig, gemeen
- Schrijf toch niet van die nasty dingen over moslims in de pers. [1]
- Het woord 'nasty' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nasty" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Leijendekker, M.Karen Armstrong: we moeten niet zo bang zijn voor godsdienst (17 december 2005); geraadpleegd 2017-04-23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
nasty
- onaangenaam
- The nasty hot weather bothered him a lot.
- onbeschoft
- Those nasty guys from the trailer park came and beat him up.
- verraderlijk
- Slow down! That curve is really nasty.