• ge·zind
stellend
onverbogen gezind
verbogen gezinde
partitief gezinds

gezind

  1. met een bepaalde neiging tot, gesteld op
vervoeging van: zinnen…
geen verbogen vorm

[A] gezind

  1. voltooid deelwoord van zinnen
vervoeging van: gezinnen…
verbogen vorm: gezinde

[B] gezind

  1. voltooid deelwoord van gezinnen
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]