behorend tot het kerkgenootschap dat mensen pas doopt op de volwassen leeftijd
Maar parodieën ten spijt, de multiculturele samenleving is een feit. Onze huidige ontzuilde samenleving kent vele groepen, van Fries tot Brabo, die in culturele zin meer verschillen dan een etnisch-gemêleerd groepje straatvoetballers. Daarbij is Nederland altijd een multiculturele samenleving geweest, en heeft dit bijgedragen aan zijn succes. Illustratief zijn de Oer-Hollandse Staalmeesters: Qua religie (katholiek, remonstrant, doopsgezind, gereformeerd) en afkomst een voor die tijd bont gezelschap, maar eensgezind voor het groter goed.[2]
Het luguberste voorwerp op de tentoonstelling is de klem waarmee de tong van de doopsgezinde martelaar Hans Bret werd vastgeschroefd, zodat hij vanaf de brandstapel zijn ketterse boodschap niet meer zou kunnen verkondigen. In de 16de eeuw waren de doopsgezinden de belangrijkste slachtoffers van de Spaanse Inquisitie. Ongeveer 1.600 van de 2.000 geëxecuteerde ketters waren doopsgezind. In het gebouw van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam opende onlangs een tentoonstelling over de doopsgezinden, mede naar aanleiding van een aantal jubilea, zoals de 450ste sterfdag van de grote voorman Menno Simons. De dopers vormen een kleine, relatief onbekende tak van het protestantisme, die niettemin een belangrijke rol speelde in de Nederlandse geschiedenis. Het verhaal van deze geloofsrichting wordt verteld aan de hand van ruim veertig portretten van bekende en minder bekende doopsgezinden, onder wie de dichter Vondel, de schrijfster Aagje Deken, de schilder Govert Flinck, de kooplieden Teyler van Hulst en Van Eeghen, de encyclopedist Winkler Prins en Cornelis Lely, de man achter de Afsluitdijk en de Zuiderzeewerken. De naoorlogse secularisering heeft ook de doopsgezinden getroffen. Op dit moment telt Nederland nog 7.800 dopers. Wereldwijd groeit deze geloofsrichting, vooral in Afrika en Noord-Amerika. [3]